vrijdag 15 november 2013

Afstand

Zuid-Afrika.

Dat is best ver van hier. En daar is S. nu met zijn ouders, grootouders en grote zus. Zoals ik al eens eerder schreef heb ik best moeite met grote afstand tussen ons. Er kunnen hier in Nederland rustig drie of zelfs vier weken voorbij gaan zonder dat ik S. zie, maar als ik weet dat we door heel veel land en water gescheiden worden, dan krijg ik het benauwd. Ik vond afstand doen gemakkelijker dan afstand voelen.

Ik kreeg gisteren een fotootje van S. tijdens de tussenlanding in Parijs. S. op de arm van zijn vader, een mooi vliegtuig op de achtergrond en… daar gingen de tranen. Ik weet het, het slaat nergens op. Het is ook volstrekt onmogelijk om uit te leggen hoe het precies voelt en ik kan al helemaal niet verklaren waarom het zo voelt. Ik geef er dan ook maar niet te veel aan toe. Ik gunde mezelf een grienminuutje, snoot mijn neus en basta!

Na mijn korte snottersessie heb ik het fotoalbum gepakt met foto’s van de zwangerschap, de bevalling en het eerste levensjaar van S. Terwijl ik door dat album bladerde, realiseerde ik me voor de zoveelste keer dat we iets heel moois hebben meegemaakt samen. Dat het niet uitmaakt hoeveel kilometers er tussen ons liggen, omdat we een band voor het leven hebben.

Ik zag de foto van het moment waarop ik S. aan K. geef. Ik weet nog precies hoe klaar ik ervoor was. S. moest naar zijn moeder. Ik besefte dat dit eigenlijk ook weer een beetje zo’n moment is; S. hoort bij zijn ouders en die zijn nu eenmaal een paar weken in Afrika. Dat is helemaal niet erg.

Dus nu voelt het goed. Ik moest even wat denkwerk doen, even weer helder hebben wat mijn oorspronkelijke beweegredenen waren. Ik deed het voor K. en J., voor hun geluk en wanneer zijn zij gelukkiger dan tijdens een vakantie met S.? Het is geweldig dat ze dit samen kunnen meemaken. Uit met dat gesip!

Op de laatste pagina van het fotoalbum staan K. en ik samen. De liefde tussen ons spat van de foto. Ik denk dat ik de komende weken nog vaak naar die foto ga kijken. En als ik dan toch bezig ben, naar het hele fotoalbum. En ach, dan zijn die weken vast zó voorbij.

Ja toch?

Verdorie, waar liggen die tissues nou toch...

vrijdag 1 november 2013

Ik doe het.


Interne monologen:

“Jij kunt dat helemaal niet!”
“Wie gaat jouw gekrabbel nou lezen?”
“Daar zit toch niemand op te wachten?!”
“Je zet jezelf voor schut!”
“Denk je nou écht dat jij dat voor elkaar gaat krijgen?” 

En zo kan ik nog wel een paar pagina’s vullen. Ga ik niet doen, want erg constructieve gedachten zijn het niet. Ik ga ze nu voor eens en voor altijd de nek omdraaien. Misschien wordt het een fiasco, misschien ben ik uiteindelijk de enige het leest, maar:

IK SCHRIJF EEN BOEK.

Zo. En daar staat het dus. Mijn belofte aan jullie en vooral aan mijzelf.  Hoe ik mijn boek precies vorm wil geven, hou ik nog even voor me, maar dat het over draagmoederschap zal gaan spreekt voor zich.

Ik krijg hulp van een goede vriend die ook nog eens een fantastisch schrijver is. Hij geeft me waardevolle adviezen  (want hoe doe je dat nu eigenlijk, een boek schrijven?) en voedt mijn zelfvertrouwen met een groot geloof in mij. En nu staat het dus ook hier, open en bloot. Althans, als ik het lef heb dit te publiceren. Terwijl ik dit schrijf twijfel ik daar alweer aan.  

Ik zal jullie steun hard nodig hebben!